TIENDEN


2 Korinthe 9
Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.

Wat zegt de Bijbel over het geven van tienden? Velen is geleerd dat het geven van tienden een verplichting is. Het niet geven zou resulteren in een vervloeking, zoals we in Maleachi 3 kunnen lezen:

Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer! U bent door de vloek getroffen, omdat u Mij berooft, als volk in zijn geheel. Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de HEERE van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn.

Je zou dus kunnen denken dat het geven van een tiende een verplichting is. We ontvangen immers alles van God. Middels de tienden geven we een klein deel terug. De tekst uit Maleachi 3 wordt gebruikt om mensen er toe te zetten om te geven. Is dit terecht? Laten we eens het Nieuwe Testament erop naslaan, te beginnen met 2 Korinthe 9. Vers 7 is een veel geciteerde tekst:

Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.

Maar het vers hiervoor wordt door velen niet geciteerd:

En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten.

Hoe bekijken we nu deze tekst in relatie tot Maleachi 3? De reden waarom sommigen hun tienden geven, is om niet onder de vloek te komen. Het is als het ware alsof de maffia op je af komt met de woorden: "Woningen hier in de omgeving worden in brand gestoken en vernield. Maar als jij me iedere maand een beetje geld geeft, zal ik ervoor zorgen dat er niets gebeurt." En in zekere zin is dit hoe sommigen de tienden beschouwen: je betaalt God zodat Hij je met rust laat en houdt zo deze vloek op een afstand. Als dat het motief is waarom jij geeft, dan maak je het motief uit 2 Korinthe 9 ongedaan! Geef niet met tegenzin of gedwongen, omdat God een blijmoedige gever liefheeft! In het Nieuwe Testament is dit dus het motief voor geven! 1 Korinthe 13 bevestigt dit:

En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.

Het motief achter je gift is dus veel belangrijker dan de gift zelf. Het motief om te geven vanuit het Nieuwe Testament is niet met tegenzin of niet-gedwongen, omdat God een blijmoedige gever liefheeft (en dát is het juiste motief!), en dat staat haaks op het Oudtestamentische motief uit Maleachi 3 waar we gelezen hebben dat je vervloekt bent als je geen tiende geeft. Wat is nu juist?

Velen geloven, denken of hebben geleerd dat we God beroven als we onze tienden niet betalen. Dat lezen we immers in Maleachi 3, toch? En daarom wordt onderwezen dat de tienden een schuld of een verplichting is, een betaling die je móet betalen alleen al om de vloek te weerhouden je te treffen. Van je tienden krijg je geen enkele opbrengst. Alleen het offeren boven de tienden geldt als zaaien en geeft een oogst, zoals we lezen in 2 Korinthe 9:

Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaigoed doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen.

En in Lukas 6 lezen we:

Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden.

Sommige mensen geloven dat het enige geld waar je een opbrengst van krijgt, dat deel is boven de tienden. De tienden is immers een schuld, die je moet betalen, net als een rekening, en daar krijg je geen opbrengst van. Door de tienden te betalen vermijd je alleen de vloek. In feite slaan deze mensen de plank mis, omdat Maleachi 3 de vraag "Waarin beroven wij U?" beantwoordt met "van de tienden en het hefoffer". Als je alle offers (het hefoffer) die door de Oudtestamentische wet werden voorgeschreven, bij elkaar optelt, komt men niet op slechts een tiende, maar op ruim 30%. Dat betekent dat iemand die vasthoudt aan de Bijbelse tienden ook de heffingen moet betalen, om de vloek te ontlopen! Als je dus daadwerkelijk gelooft dat je onder dit principe moet leven, voer het dan consequent uit! Geef geen 10%, maar geef ruim 30%! Immers, in Galaten 3 lezen we:

Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen.

Galaten 3 verwijst hier naar Deuteronomium 27, waaruit blijkt dat men de héle wet moet houden (dus niet slechts een gedeelte!). Dat betekent dus dat iemand die zich niet volledig aan alle wetten houdt, onder de vloek komt! En diegenen die onder de Oudtestamentische wet (willen) leven, slaan dit punt te gemakkelijk over. Het is geen kwestie van zo goed mogelijk je best doen en de genade van God vult het verschil aan. Je vertrouwt óf op de genade van God en wordt daarom aanvaard door God (niet gebaseerd op jouw prestaties, maar gebaseerd op het volbrachte werk van Christus), óf je vertrouwt op jouw prestaties, maar dan ontbreekt de genade! Een tussenweg is er niet! We lezen verder in Galaten 3:

En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.

Maleachi 3 handelt dus over de vloek van de Oudtestamentische wet. En Christus heeft ons hiervan verlost! We zijn dus niet vervloekt als wij geen tienden geven.

Waarom is het geven van tienden toch nog van toepassing?

Dat het geven van tienden toch nog van toepassing is, lezen we in diverse Bijbelboeken, allereerst in Genesis 14, waar Abraham een grote veldslag had gewonnen, en terugkwam naar de stad Jeruzalem. Melchizedek was de priester van de allerhoogste God en ook de koning van Jeruzalem. Abraham betaalde tienden aan Melchizedek. Dit is tevens de eerste keer dat tienden worden genoemd. Vervolgens lezen we in Genesis 28 dat Jakob een droom kreeg, waarin hij een ladder zag die helemaal tot in de hemel reikte, waar de engelen van God opklommen en neerdaalden. Toen Jakob wakker werd, richtte hij een steen op en zalfde die met olie en zei:

Dit is niets anders dan het huis van God en de poort van de hemel..... Hij gaf die plaats de naam Bethel.

Bethel betekent "Huis van God" of "Broodhuis". Vervolgens zwoer Jakob een eed (Genesis 28):

Jakob legde een gelofte af en zei: Als God met mij zal zijn en mij zal beschermen op deze weg, waar ik op ga, en mij brood zal geven om te eten en kleren om aan te trekken, en ik in vrede in het huis van mijn vader zal terugkeren, dan zal de HEERE mij tot een God zijn. Deze steen, die ik als gedenkteken overeind gezet heb, zal een huis van God zijn. En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.

Abraham en Jakob gaven dus hun tienden. Het is heel goed mogelijk dat ook Isaäk tienden betaalde. Het was mogelijk een familiegebruik. Maar pas toen de wet werd gegeven, werd het tot een inzetting en een gebod verheven. Het principe van de tienden functioneerde al vóór de Oudtestamentische wet. Abraham en Jakob leefden honderden jaren voor de wet werd gegeven, maar gaven toch tienden. En ook in het Nieuwe Testament worden de tienden genoemd, bijvoorbeeld in Hebreeën 7. Echter, in het Nieuwe Testament worden de tienden niet afgedwongen, zoals in het Oude Testament, maar dat het principe om een tiende te geven een Bijbels principe is, en dus meer dan een Oudtestamentische wet, bewijst Genesis 28.

De motivatie

Alles draait dus om de motivatie. Waarom geef je? Als je geeft met de gedachtengang uit Maleachi 3 (anders komt de toorn van God over je), dan is hetgeen je geeft waardeloos en volledig onbruikbaar! Nogmaals verwijzen we naar 1 Korinthe 13, waaruit blijkt dat als je alles wat je hebt geeft om de armen te voeden of zelfs je lichaam geeft om te worden verbrand, maar niet vanuit Gods liefde of barmhartigheid, dat het niets baat! Het motief achter je gave is belangrijker dan je gave zelf. Als jij geeft uit schuld, of als je gedwongen geeft, of uit negatieve verplichting, dan maak jij je gift onbruikbaar! Als dit het enige motief zou zijn, dan zouden velen nu multimiljonair moeten zijn! Immers, als giften met 100 wordt vermenigvuldigd, dan zou iedere gever steenrijk zijn, toch?! Waarom zijn velen dan niet zo welvarend? Omdat het motief achter de gave belangrijker is dan je gave zelf! Het juiste motief is liefde, als een blijmoedige gever, niet gedwongen. En als je dat motief schendt, heb je je gave onbruikbaar gemaakt. En zeker kan deze liefde resulteren in een gevoel van noodzaak of verantwoordelijkheid om te geven, zodat Gods Woord verspreid kan worden, met het doel mensen tot Christus te leiden, zodat de eeuwige dood ontlopen wordt!

Het is dus niet zo dat je geen tienden zou moeten geven! Maar, de motivatie achter het geven van tienden moet veranderen! In het Oude Verbond gaf men 10% vóór men de openbaring had over Gods liefde en genade op de manier die wij nu hebben. Als jij dus nog steeds geeft vanuit het Oudtestamentische motief, een geven uit angst voor straf, uit vrees dat er een vloek komt, dan maak jij je gaven onbruikbaar. Je hebt er helemaal niets aan. Je moet je motieven reinigen!

Autoriteit

Er zijn mensen die beweren dat als jij tienden geeft, dat God de afvreter (satan) voor je bestraft. Onder het Oude Verbond hadden de mensen geen autoriteit zoals wij die hebben als gelovigen van het Nieuwe Verbond. God moest zelf de duivel bestraffen. Maar onder het Nieuwe Verbond moet (en kan!) jíj de duivel weerstaan, zodat hij van jóu zal vluchten (dankzij het volbrachte werk van Christus aan het Kruis). Dus de opvatting dat door het geven van de tienden, God de verslinder zal bestraffen is geen Nieuwtestamentische opvatting! In Jakobus 4 lezen we:

Bied weerstand aan de duivel en hij zal van u wegvluchten.

Jezus en satan zijn elkaar al tegengekomen en hebben al strijd geleverd. Jezus heeft satan verslagen! Er is dus geen strijd meer tussen Jezus en de duivel. Maar satan komt tegen óns in het geweer, dus moeten wij de autoriteit die Jezus ons geschonken heeft nemen en wíj moeten de duivel weerstaan en hem van ons zien vluchten. Als je een demonisch probleem zou hebben en je zou zeggen: "Oh God, haal alstublieft die duivel van mij af; satan ik vraag je te vertrekken in de naam van Jezus", dan is dat niet de manier om het te doen. Wat je moet doen is jóuw autoriteit opnemen en weerstaan. "Weerstaan" betekent ook "actief strijden tegen". Je spreekt tegen de duivel en gebruikt je autoriteit in Jezus. En als jij op die manier weerstand biedt, zal hij van jou vluchten! Dat is het Nieuwtestamentische concept!

Heb je Jezus Christus nog niet aanvaard als God en Verlosser? Heb je de gratis gift van gerechtigheid nog niet ontvangen, maar wil je het wel? Lees dan Romeinen 10:9 en bid dan bijvoorbeeld onderstaand gebed:

Hemelse Vader. Ik aanvaard Jezus Christus als God en Verlosser. Ik geloof dat Jezus voor al mijn zonden gestorven is, en dat Hij uit de dood is opgewekt. Door het geloof in Uw Woord ontvang ik redding. Ik dank U voor de vergeving van al mijn zonden. AMEN.

Vragen? Gebed of hulp nodig?
Bel of mail ons →


info@gelooft.com | Facebook